Werktitel: Het auteursrecht is dood, leve de auteurs
Hierbij een voorlopig partieel concept:
Na een jaar zwoegen heeft de commissie auteursrecht vorige week haar eindrapport over knelpunten in het auteursrecht gepresenteerd.
Hierin staan een paar goede punten:
- Het afschaffen van heffingen op media.
- De wildgroei van collectieve organisaties tegengaan.
- Een scheiding van inhoud en drager.
Maar ook een minder goed punt:
- Aanpak van het faciliteren van downloaden via nieuwsgroepen en gespecialiseerde zoekmachines.
En tenslotte een heel slecht punt:
- Een (absoluut niet te handhaven) verbod op downloaden
Verder gaat dit rapport vrijwel geheel voorbij aan een paar zeer belangrijke knelpunten:
- De verstikkende werking die te het veel te brede effect van het auteursrecht heeft op de levendigheid van onze cultuur.
- De funeste effect van de veel te lange duur van het auteursrecht heeft op het behoud van ons cultureel erfgoed.
- De onmogelijkheid van DRM.
Om met het goede nieuws te beginnen: de afschaffing van heffingen op lege media. Gezien de dramatische kostendaling van opslagcapaciteit (prijzen per megabyte halveren elk jaar, een trend die nu al decennia lang doorgaat, momenteel kost een gigabyte 8 cent, hierop passen zo'n 20 cd's, die bij de muziekhandel tussen de 80 en 400 euro kosten.) Hiermee is elke verhouding tussen de kosten van de drager en de waarde van de informatie zoek. Een heffing gebaseerd op capaciteit (euro's per megabyte) zal binnen een paar jaar de markt voor dragers totaal ontwrichten, een heffing gebaseerd op een percentage van de kostprijs zal zichzelf binnen een paar jaar marginaliseren.
Scheiding van inhoud en drager. Het begrip dat inhoud en drager heel goed los van elkaar zijn te zien is eigenlijk altijd al een belangrijk uitgangspunt van het auteursrecht geweest. Door dit nog eens duidelijk en expliciet te benadrukken, erkent de commissie een allang bestaande realiteit.
De wildgroei aan collectieve organisaties tegengaan is een volgend punt. Met name het bedrijfsleven wordt geconfronteerd met steeds meer instellingen die voor het een of ander een soort private belasting menen te mogen innen. De juiste oplossing: een enkele organisatie die de wettelijke collectieve regelingen uitvoert. Helaas durft de commissie nog niet de volgende logische stap te nemen, en deze nieuwe instelling deel uit te laten maken van de overheid onder democratische controle: bijvoorbeeld een nieuw op te richten auteursrechtenbureau als onderdeel van economische zaken. (Die kan dan mooi de panden van het te sluiten patentbureau overnemen.) - al moeten we ook nog eens goed nadenken waarvoor we al deze collectieve regelingen eigenlijk nodig hebben.
Maar nu het slechte punt: Een vrijwel niet te handhaven verbod op downloaden. Natuurlijk is een downloadverbod te handhaven, getuige de praktijk in Noord-Korea, waar gewoon het gehele internet verboden is, maar daarmee plaatst dat land zich wel geheel buiten de internationale gemeenschap en de technologische vooruitgang. Dat kunnen we ons in Nederland niet veroorloven, en dat willen we niet.
Het internet is ontworpen om informatie efficiënt van A naar B te transporteren. Het is niets anders dan de grootste kopieermachine die er ooit is gemaakt, en bovendien vanaf het begin ontworpen om een nucleaire aanval te kunnen weerstaan. Het is daarom niet verwonderlijk dat men het systeem vrijwel vanaf het begin heeft gebruikt om gegevens waar auteursrechten op rusten te verspreiden, met of zonder toestemming. Daar is het immers voor gemaakt.
Sinds de opkomst en ondergang van Napster rond de eeuwwisseling, is er een voortdurende wapenwedloop aan de gang tussen hen die willen delen en hen die dat willen voorkomen.
De slag tegen grote gecentraliseerde spelers is relatief eenvoudig te winnen. Napster en vele tientallen navolgers werden redelijk snel op de knieën gedwongen, alleen om plaats te maken voor robuustere systemen. Een site als The Pirate Bay is tot nu toe behoorlijk ongevoelig geweest voor juridische acties, ondanks mega-boetes en forse gevangenisstraffen, maar ook deze zullen op termijn wel te onderdrukken zijn. Toch is het vechten tegen de bierkaai: de behoefte waar zij in voorzien, zal relatief snel weer worden ingenomen door een systeem dat immuun is voor de aanval waarmee zijn voorganger op de knieën is gedwongen.
Waar het uiteindelijk naar toe zal gaan is een zogenaamd F2F-systeem (friend-to-friend) waarbij iedereen:
- beschikt over meerdere terabytes aan opslagruimte (eventueel versleuteld).
- alle werken bewaart die voorbijkomen.
- toegang tot deze werken geeft aan familieleden en vrienden (via versleutelde verbindingen).
- een automatisch systeem heeft voor het vinden van materiaal, verzoeken kan doorgeven aan vrienden, die het gewenste dan opsturen, of als zij het niet hebben, het verzoek doorgeven aan hun kring van vrienden, totdat er iemand is die het heeft, waarna het betreffende werk via dezelfde keten van vrienden teruggegeven wordt.
Merk op dat zowel de opslag, als de transmissie versleuteld, en eventueel gemaskeerd (als legitieme communicatie) zal plaatsvinden. Eventueel kunnen dergelijke netwerken gebaseerd zijn op WiFi verbindingen, of ad-hoc verbindingen van draagbare apparatuur, dus geheel buiten het zicht van ISP's.
Dit F2F-systeem zal zeker een factor 5 minder efficiënt zijn dan de huidige P2P systemen. Deze inefficiëntie zal echter binnen 3 jaar gecompenseerd zal zijn door de toegenomen bandbreedte en opslagcapaciteit, waarna het voor de downloaders 'business as usual' is, en auteursrechthebbenden alsnog het nakijken hebben.
Friend-to-Friend netwerken zijn roddelcircuits op anabole steroïden.
De conclusie is dat, los van welke morele of juridische uitgangspunten je ook wenst te kiezen, het auteursrecht in zijn traditionele vorm onhoudbaar is geworden. Je kunt wel proberen wetten te schrijven die het status quo proberen te handhaven, maar dat is net zo zinvol als te pogen de waarde van π (pi) via wetgeving vast te stellen op exact 3, terwijl wiskundigen al jaren weten dat 3,141529 een betere benadering is.
Als bijwerking zal dit betekenen dat binnen enkele jaren alle distributie via versleutelde kanalen zal plaatsvinden, zodanig dat ook het afluisteren van allerhande andere criminele en terroristische activiteiten onmogelijk wordt gemaakt. Maatschappelijk gezien zal een verbod op downloaden dus alleen betekenen dat je de politie belangrijke opsporingsmiddelen ontneemt, zonder dat je het onderliggende probleem ermee oplost. Alleen al om die redenen is het verbieden van downloaden onverstandig.
De alternatieven
Vrijwel niemand vindt dat auteurs en muzikanten niet beloond mogen worden voor hun inspanningen. Er bestaat dus, zeker in theorie, een behoorlijke publieke steun voor een systeem die dat mogelijk maakt. In de praktijk blijkt echter dat het gedrag van grote delen van het publiek niet met dit uitgangspunt in overeenstemming is.
Het eerste probleem is hoe je een eerlijke prijs voor werken vaststelt. Hiervoor gebruik je misschien het liefst een vorm van een marktmechanisme. In de tijd waarin reproductie nog kostbaar was, en het auteursrecht nog effectief kon worden gehandhaafd werd de prijs grotendeels vastgesteld door de uitgevers, die moesten concurreren met alternatieve aanbieders, en maakten de kosten voor de fysieke media en de distributie het leeuwendeel uit van de prijs. De tot nu toe opgezette digitale distributiesystemen proberen het in dat tijdperk gevormde prijspeil te handhaven. Dit is natuurlijk niet reëel. Aan de ene kant zorgden de uitgevers en kosten van productie en distributie voor een filter: alleen materiaal dat geacht werd deze kosten te kunnen terugverdienen werd uitgebracht, aan de andere kant zorgde het medium voor een duidelijk en tastbaar product voor de consument, en een duidelijke begrenzing op de hoeveelheid materiaal die hij zich kon veroorloven, al was het maar omdat opslagruimte beperkt was: een bibliotheek met 20.000 boeken past niet in het gemiddelde huis, net zo min als een collectie van 50.000 CDs: beide passen makkelijk op een 500GB harddiskje dat in je borstzak past. Beide mechanismen vallen voor een groot deel weg als productie en distributie nagenoeg kosteloos worden. Elke artiest kan nu zijn werk publiceren, en consumenten hebben meer keuze dan ooit te voren, en kunnen zich veel meer werken permitteren.
Als marktmechanismen goed werken, dan zorgen die automatisch voor een prijspeil dat een redelijke marge boven de kostprijs ligt. Stel dat het opnemen van een gemiddeld muzieknummer 100.000 euro kost, marketing 100.000, en productie en distributie 10 per stuk (bij een minimale productie van 10.000), dan moeten de consumenten die kosten opbrengen. Zijn er 10000 kopers, dan is 30 euro de ondergrens, zijn het er 100000, dan is die grens 12 euro. Zijn de kosten van productie en distributie 1 cent, dan is voor 10000 kopers de te verwachten marktprijs 20.01, en bij 100000 2,01 (en bij 10 miljoen 3 cent).
Wijkt een prijs systematisch en voor langere tijd veel af van de kostprijs, dan is er sprake van marktfalen. Is de prijs te hoog, dan is er mogelijk sprake van monopolie-, oligopolie of kartelvorming, is die te laag, dan kan het niet anders dan dat op termijn de industrie verdwijnt. (En muzikanten dus een andere bron van inkomsten moeten zoeken.)
Merk echter op dat voor populair werk hierboven al is aangetoond dat een zeer lage prijs in principe al kostendekkend kan zijn. Het probleem van dergelijke zeer lage prijzen is dat de transactiekosten niet meer opwegen tegen de prijs. Traditioneel wordt dit probleem opgelost door te bundelen. Je koopt geen losse lucifers, maar een doosje. Het model van de toekomst is dus niet het kopen van losse nummers, maar juist het hebben van abonnementen.
Een argument voor hogere prijzen is om zogenaamde kruis-subsidie van producten mogelijk te maken. Omdat vaak moeilijk is te voorzien welke werken populair worden, moeten de populaire werken meebetalen aan de minder populaire. Als dit waar is, dan moeten we kruis-subsidie meenemen als essentieel onderdeel van de kostprijs. Juist dit kruis-subsidie-argument pleit echter ook voor abonnement-systemen.
Het andere probleem is hoe je mensen, die immers al heel gemakkelijk en bijna gratis aan materiaal kunnen komen, kunt verleiden tot het betalen voor diezelfde informatie.
Het antwoord hier is dat je het leveren van informatie niet langer als product moet proberen te verpakken, maar moet brengen als pure dienstverlening.
- Actualiteit. De waarde van informatie wordt heel erg sterk bepaald door haar actualiteit. De hierboven geschetste F2F-roddel-netwerken zijn langzamer dan gecentraliseerde distributie: veel mensen zullen bereid zijn te betalen om dingen als eerste te zien. Een typisch voorbeeld is een voetbalwedstrijd. Vrijwel alle liefhebbers willen zo'n wedstrijd live zien. De nieuwste films rechtstreeks van de makers ontvangen is zeker wat waard.
- Vindbaarheid. Het ordenen en vinden van juist die informatie die je wilt hebben in de ongelooflijke berg van wat er beschikbaar is is voor de meesten onbegonnen werk. Nu al is de belangrijkste taak van uitgevers het filteren van informatie, zodat er een te behapstukken hoeveelheid overblijft. Deze taak kan heel goed worden omgezet in een betaalde dienst. Zelfs als ik alle betreffende nummers al lokaal heb staan, kan het mij wat waard zijn ze onder mijn aandacht te brengen. Google is een miljardenbedrijf dat anderen laat betalen om gevonden worden.
- Authenticiteit. Vaak weet je niet of je werkelijk hebt gekregen wat je zocht. Natuurlijk zijn er technische methoden om dit veilig te stellen, maar een werk met het merk (en de digitale handtekening) van de maker heeft zeker meerwaarde.
- Personalisatie. Naast het vinden van informatie (wat op zich al een vorm van personalisatie is), kun je informatie dusdanig vorm geven dat het optimaal geschikt is voor jouw typische gebruik. Het masseren van informatie op aanvraag is ook nu al een winstgevende praktijk.