Tien mythen over het Europese octrooisysteem
Mythe 1: "Het Europese octrooisysteem functioneert uitstekend. Het Europees Octrooibureau speelt een leidende rol in het voorkomen van 'Amerikaanse toestanden'".
Realiteit: Het Europese octrooisysteem is bedrijven steeds meer tot last. De trend om de Verenigde Staten te volgen is onmiskenbaar.
Mythe 2: "Octrooien zijn noodzakelijk voor innovatie – nu meer dan ooit."
Realiteit: Incidentele succesverhalen zijn – op de keper beschouwd – uitzonderingen die de regel bevestigen. Het octrooisysteem verplaatst de concurrentie van de markt naar de rechtszaal. Het is opvallend hoe vaak een toename in octrooi-activiteit samengaat met een afname van investeringen in research en development, de zogenaamde octrooiparadox.
Mythe 3: "Octrooien zijn noodzakelijk voor bescherming tegen namaak."
Realiteit: Al klinkt dat tegenstrijdig, een zekere mate van namaak is heel normaal in een vrije economie, en geldt dan ook niet als onrechtmatig. Innovatieve producten bouwen heel vaak voort op producten van concurrenten. Pure 'me too'-imitatie loont overigens zelden: een slimme concurrent voegt iets toe, zodat er een beter product ontstaat.
- Vanuit het mededingingsrecht gezien kan 'bescherming' van een markt zelfs onrechtmatig en strafbaar zijn. Het is bedrijven meestal eigenlijk te doen om de bescherming van hun reputatie, en dat doel kan veel gemakkelijker en effectiever worden bereikt door een uitgekiend merkbeleid.
Mythe 4: "Octrooien zijn onmisbaar als prikkel voor speurwerk."
Realiteit: Of de ware researcher werkelijk gemotiveerd wordt door octrooien wordt ernstig betwijfeld (Machlup en Penrose 1950). Veeleer bestaat het gevaar dat het vooruitzicht van een octrooi een perverse prikkel vormt voor ongewenst gedrag – iets wat juist in deze tijd te denken moet geven. Terwijl research bij uitstek gediend is bij een open uitwisseling van ideeën, zal een uitvinder die octrooi wil aanvragen zich strikt moeten isoleren totdat hij zijn octrooi veilig heeft gesteld.
Mythe 5: "Het octrooisysteem is een fantastisch hulpmiddel voor kennisvalorisatie door universiteiten."
Realiteit: De ervaring in de Verenigde Staten (Bayh Dole Act) leert dat het octrooisysteem het onderzoeksklimaat aan universiteiten allerminst heeft verbeterd. Ook hier geeft het octrooisysteem perverse prikkels, bijvoorbeeld om vooral niet samen te werken.
Mythe 6: "Het bedrijfsleven wil octrooien – alleen 'linkse' activisten zijn ertegen."
Realiteit: Ook het bedrijfsleven is vaak opvallend kritisch over octrooien. Zelfs bedrijven die zelf veel octrooien hebben, ondervinden de nadelen van het octrooisysteem als zij geconfronteerd worden met de octrooien van anderen. Bedrijven doen tegenwoordig hun ontwikkelingswerk in een mijnenveld van octrooien, wat kostbare voorzorgsmaatregelen nodig maakt in een tijd dat het juist een politieke prioriteit is om de administratieve overhead van bedrijven te verminderen. Het maatschappelijke nut van octrooien is al heel lang omstreden. Afnemers willen kunnen kiezen voor een leverancier die de beste prijs/prestatieverhouding levert, en niet gedwongen worden tot verplichte nering bij één bepaalde octrooihouder.
- Doordat steeds meer 'intellectuele eigendom' wordt geactiveerd op de balans van bedrijven, neemt bovendien het gevaar toe van nieuwe 'luchtbellen'. De balanswaarde van bedrijven die octrooien activeren, en daarmee hun kredietwaardigheid, kan sterk variëren, omdat uitvindingen plotseling achterhaald kunnen zijn.
Mythe 7: "Het octrooibeleid wordt democratisch gecontroleerd."
Realiteit: De werkelijkheid is dat het Europees Octrooibureau – geen EU-instelling – praktisch alleen op ambtelijk niveau door de lidstaten wordt gecontroleerd, door een Raad van Bestuur ('Administrative Council') die vooral de nationale octrooibureau's vertegenwoordigt, welke een direct financieel belang hebben bij het beleid van het EOB.
- De EU controleert het EOB niet. Integendeel: de EU heeft verschillende omstreden Richtlijnen voorgesteld om het octooirecht uit te breiden. De Biotechnologierichtlijn stuitte o.a. op ernstig verzet van de Nederlandse overheid. De Softwareoctrooien richtlijn werd na een hevige politieke strijd uiteindelijk verworpen. Zoals ook op veel andere gebieden maken lobbyisten vooral van Amerikaanse bedrijven een handig gebruik van het 'democratisch tekort' van de EU.
Mythe 8: "De EU heeft een sterk octrooisysteem nodig om te kunnen concurreren met de rest van de wereld, vooral de Verenigde Staten."
Realiteit: Octrooien gelden territoriaal: Europese octrooien zijn octrooien voor Europa, en niet alleen voor Europeanen. Amerikanen gebruiken Europese octrooien juist tegen de Europese concurrentie.
Mythe 9: "Het dilemma van de softwareoctrooien wordt voortvarend aangepakt door het EOB nu de Grote Kamer van Beroep is ingeschakeld om haar mening te geven over de grenzen van de octrooieerbaarheid van software."
Realiteit: De President van het EOB heeft hierover inderdaad recentelijk een aantal vragen voorgelegd aan de Grote Kamer van Beroep van het EOB. Deze vragen bouwen echter voort op een jungle van aanvechtbare interpretaties die de verdragstekst van het EOV ernstig geweld aandoen. Het ware verstandiger geweest om de Grote Kamer van Beroep open vragen voor te leggen, om eindelijk eens een eind te maken aan tientallen jaren van rechtsonzekerheid, en een deugdelijke motivering te geven van de grenzen van het octrooirecht.
Mythe 10: "Internationale verdragen bieden geen ruimte tot ingrijpende veranderingen in de octrooiwetgeving."
Realiteit: De werkelijkheid is dat internationale gremia zoals de WIPO en de WTO bevolkt worden door octrooispecialisten die van nature een diepgeworteld geloof hebben in de zegeningen van octrooien. Daarbij is het gevaar te groot dat de samenhang uit het oog wordt verloren. Zelfs Commissaris Neelie Kroes vraagt zich hardop af of het huidige octrooisysteem de economie wel dient. Een samenhangend beleid ontbreekt.
Voor politicologen is de eigenaardige 'governance' van het octrooisysteem inmiddels een populair onderzoeksonderwerp. Principieel kan het natuurlijk niet zo zijn dat de structuren een blokkade vormen voor een democratisch gestuurd effectief economisch beleid, zeker nu de wereld zich in een ernstige recessie bevindt. Wetgevers blijven van nature aan de veilige kant bij de interpretatie van verdragen. En uiteindelijk kunnen verdragen uiteraard veranderd worden, al is dat niet eenvoudig.